Zoeken
Sluit dit zoekvak.

Toeristenbelasting

Gemeenten kunnen belastingen heffen van niet-inwoners die voor kortere of langere tijd in de gemeente verblijven en daarbij gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen via de toeristenbelasting en de forensenbelasting.

De heffing van toeristenbelasting is gericht op kortstondig verblijf; de forensenbelasting op degenen die voor langere tijd kunnen beschikken over een nachtverblijf of een gemeubileerde woning in de gemeente.

 

Toeristenbelasting levert gemeenten in 2021 naar verwachting 344 miljoen euro op. Dit is 68 miljoen minder dan in 2020, een daling van 16,5 procent. De daling is vooral toe te schrijven aan Amsterdam, dat ten opzichte van de eerste begroting van 2020 de opbrengst voor 2021 met 79 miljoen euro naar beneden heeft bijgesteld tot 120 miljoen euro. Met name het internationale toerisme is zwaar getroffen door de coronacrisis. Van de bijna 200 miljoen euro die de gemeente Amsterdam voor 2020 oorspronkelijk aan toeristenbelasting begrootte, verwacht zij slechts 56,5 miljoen euro daadwerkelijk binnen te krijgen. Voor de misgelopen inkomsten uit toeristenbelasting in de periode 1 maart tot en met 1 juni 2020 heeft het Rijk de gemeenten inmiddels gecompenseerd voor 100 miljoen euro. (CBS 2021)

Exclusief Amsterdam verwachten alle overige Nederlandse gemeenten samen dit jaar 5,4 procent meer aan toeristenbelasting te innen dan zij voor 2020 begroot hadden. Bijna negen van de tien gemeenten met toeristenbelasting voorzien voor 2021 een gelijkblijvende of hogere opbrengst dan ze voor 2020 begrootten, nog voor het uitbreken van de coronacrisis. De begrote opbrengst van de gemeenten exclusief Amsterdam stijgt van 212 miljoen euro in 2020 naar 224 miljoen euro in 2021.

 

De toeristenbelasting wordt geheven van degene die gelegenheid biedt tot verblijf (de ondernemer), maar het is uiteindelijk de gast van buiten de gemeente die de belasting betaalt. De ondernemer mag de belasting namelijk doorberekenen aan zijn gasten. De forensenbelasting wordt direct geheven van de niet-ingezetene die de beschikking heeft over een gemeubileerde woonruimte.

Hoewel de toeristische belastingen niet tot de omvangrijkste heffingen horen, zijn de inkomsten van deze belastingen vooral voor recreatief-toeristische gemeenten van wezenlijk belang. De inkomsten zijn in enkele gemeenten zelfs groter dan de opbrengsten van de OZB.
De inkomsten uit de toeristische heffingen vallen toe aan de algemene middelen van de gemeente. Dat betekent dat de inkomsten geen vooraf bepaald bestemmingsdoel hebben maar dat de gemeenteraad bepaalt waarvoor de opbrengsten uit deze belastingen worden ingezet.

Verschillende toeristenbelastingen uitgelicht

Toeristenbelasting

De toeristenbelasting kan worden geheven zodra niet-ingezetenen verblijf houden in de gemeente. Het begrip ‘verblijf’ is veelomvattend. Naast overnachtingen in hotels of op campings, kan ook worden gedacht aan het verblijf op het strand of het rondvaren op gemeentewateren. Wel moet het verblijf ter plekke een doel op zich zijn. De rechter vond bijvoorbeeld de aanwezigheid van transitpassagiers op Schiphol geen verblijf in de zin van de toeristenbelasting.

Om de belastingheffing uitvoerbaar te houden, verbindt de modelverordening van de VNG aan het verblijf de voorwaarde van een vorm van betaling. Daardoor is de logeerpartij van een kleinkind bij oma niet belast, maar de overnachting in een hotel wel.

De naam toeristenbelasting leidt vaak tot misverstanden. De belasting wordt immers geheven over het verblijf door niet-ingezetenen. Hierdoor leidt niet alleen toeristisch verblijf tot belastingheffing, maar ook het verblijf om andere redenen, zoals zakenreizen.

Watertoeristenbelasting

De watertoeristenbelasting is een vorm van toeristenbelasting die vooral in waterrijke gemeenten worden geheven. Het belastbaar feit is het verblijf op vaartuigen in het gemeentelijk belastinggebied. In de praktijk is de heffing van deze vorm van toeristenbelasting gekoppeld aan het innemen van een ligplaats.

Dagverblijf

Hoewel de toeristenbelasting in de meeste verordeningen aan een verblijf ’s nachts is gekoppeld, is de nacht geen noodzakelijk vereiste. Het bekendste voorbeeld van toeristenbelasting voor verblijf overdag, is misschien wel de toeristenbelasting die bij het huren van een ligstoel op het strand wordt geheven.

Forensenbelasting

De gemeente kan forensenbelasting heffen van natuurlijke personen die meer dan 90 dagen in de gemeente verblijven zonder daar hun hoofdverblijf te hebben. Ook mensen die meer dan 90 dagen een gemeubileerde woning ter beschikking hebben zonder dat zij daar hun hoofdverblijf houden, vallen onder de forensenbelasting. Bij gemeubileerde woningen kan men denken aan tweede huizen, recreatiewoningen maar ook stacaravans of chalets. Bij een gemeubileerde woning is het niet vereist dat men er daadwerkelijk verblijft. Voldoende is dat men erover kan beschikken.

Wettelijke vrijstellingen forensenbelasting

De forensenbelasting kan niet van iedere persoon worden geheven die meer dan 90 dagen in de gemeente verblijft. De Gemeentewet schrijft voor dat de forensenbelasting niet te heffen is van:

  • verpleegden en verzorgden in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of bejaarden
  • degenen die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een algemeen vertegenwoordigend orgaan, in de gemeente verblijven
  • degenen die door een last of bevel van de overheid buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft.

Veelgehoorde klachten

De toeristische heffingen, de toeristenbelasting in het bijzonder, leiden regelmatig tot protesten. De toeristische brancheorganisaties zeggen vaak dat de toeristenbelasting de gemeente minder aantrekkelijk maakt voor toeristen. Uit onderzoek blijkt overigens dat toeristen hun keuze voor een bestemming zelden laten bepalen door de hoogte van de toeristenbelasting.

De vrije besteding van de belastingopbrengsten is ook een veelgehoorde klacht. Men ziet daarbij vaak over het hoofd dat toeristische gemeenten extra investeringen moeten doen in de basisvoorzieningen (wegen, riolering, openbare orde en veiligheid) omdat deze ruimer moeten worden opgezet dan strikt noodzakelijk is voor de lokale gemeenschap zelf. Daarnaast investeren de gemeenten ook in voorzieningen die de recreatieve en toeristische aantrekkelijkheid van de gemeente op peil houden.

Wat regelt de wet?

De Gemeentewet schrijft voor de toeristische heffingen het belastbaar feit voor en een verplichte vrijstelling in de forensenbelasting. Bij de toeristenbelasting is het belastbaar feit het houden van verblijf binnen de gemeente door niet-ingezetenen. De forensenbelasting wordt geheven van natuurlijke personen die geen hoofdverblijf hebben in de gemeente, maar er wel meer dan negentig nachten ’s nachts verblijven of er meer dan negentig dagen een gemeubileerde woning tot hun beschikking hebben.

Keuzemogelijkheden gemeenteraad

Behalve het belastbaar feit en een verplichte vrijstelling in de forensenbelasting, kent de wet geen verdere aanwijzingen voor de heffing van de toeristische heffingen. De gemeenteraad heeft zodoende veel vrijheid bij de inrichting van de toeristenbelasting en de forensenbelasting, in het bijzonder bij de tariefstelling en tariefdifferentiatie.

Veelgebruikte tariefsvormen

Bij toeristenbelasting:

  • een vast bedrag per overnachting
  • een percentage van overnachtingsprijs
  • een classificatiesysteem met sterren

Bij forensenbelasting::

  • een tarief gebaseerd op de WOZ-waarde, eventueel met een onderverdeling in waardeklassen
  • een tarief gebaseerd op de vloeroppervlakte en de beschikbare grond bij de woning
  • een vast tarief per woning

Bron: https://vng.nl/artikelen/toeristische-heffingen

Winkelwagen
Scroll naar boven